Mout is ontkiemd en gedroogd graan, meerbepaalt gerst. Als een graankorrel ontkiemt, komen er enzymen vrij en is de zetmeel- en suikervoorraad van de graankorrel meer bereikbaar. Deze vrijgekomen componenten vervullen een sleutelrol bij de omzetting naar alcohol. Vandaar dat het mouten een belangrijk onderdeel in het stookproces vormt.

 

In vroegere tijden gebeurde het mouten op de stokerij zelf. Dit dure en arbeidsintensieve proces is – zoals zovele activiteiten – ten prooi gevallen aan industrialisatie. Vandaag de dag kopen de meeste distilleerders hun gerst klaar gemout van mouterijen, waar het graan al mechanisch wordt gekeerd in grote rechthoekige bakken of in ronde vaten. De directie van de distilleerderij bepaalt wel steeds de exacte duur van elk stadium van het moutingsproces. Slechts enkele stokerijen mouten nog een deel van hun eigen gerst zelf.

 

Het moutproces kent 3 stadia : Het weken, het kiemen en het drogen.

 

Weken

 

De geselecteerde gerst wordt 2 tot 4 dagen in het water gedrenkt. Dit gebeurt in grote bakken, de zgn. ‘steeps’. Gedurende die periode wordt er 2 tot 3 keer extra water toegevoegd. Daarnaast pompen de vaklui regelmatig zuurstof in de steeps. Deze zuurstof zorgt ervoor dat het absorptievermogen van het graan vergroot, waardoor het sneller verzadigt raakt met water.

 

Kiemen

 

Van zodra de gerst voldoende verzadigd is, spreekt men van mout. De mout wordt uit de steeps gehaald en met de hand uitgespreid  op een betonnen vloer met de bedoeling te drogen. Daarna gaat men de nog klamme graankorrels regelmatig keren. Volgens de traditie wordt de mout 4 keer per dag gekeerd, en dit 7 tot 12 dagen lang. Enkele distilleerderijen doen dit nog op traditionele wijze met de houten moutschep (‘malt schiel’), anderen gebruiken meer rendabele methodieken zoals een ploeg of een rotor. Door het keren van de mout worden de korrels voorzien van zuurstof en gaan ze niet kleven. Bovendien zorgt het keren ervoor dat de mout afkoelt. Het kiemproces is immers een zgn. exotherm proces, waarbij veel energie onder de vorm van warmte vrijkomt. Zonder keren is het zelfs mogelijk dat de mout spontaan ontbrandt.

 

De bedoeling van het proces is dat de gerst gaat kiemen (i.e. dat er een scheut ontstaat). Dit gaat verbazingwekkend snel : op 24 tot 36 uur breekt de graankorrel open en verschijnt een scheutje. Het ontstaan van de scheut is hier echter niet het belangrijkste. Beduidender voor de whiskyproductie is dat de korrel openbreekt, waardoor de in de korrel aanwezige reserves (natuurlijke enzymen en zetmeel) veel toegankelijker worden. Het is precies het zetmeel dat later - in het beslagproces - zal worden omgezet in suikers en nadien in alcohol.

 

Er zijn nog 5 distilleerderijen die hun eigen moutvloeren nog gebruiken (Springbank in Campbeltown, The Balvenie in de Highlands, Highland Park op het Orkney eiland, Bowmore en Laphroaigh op Islay). Andere stokerijen kopen hun mout in bij mouterijen. Mouten op artisanale wijze duurt ook ruim 2 keer zo lang als op een mouterij, waar de mout op een meer mechanische wijze geproduceerd wordt. Bovendien is heel wat infrastructuur en opslagruimte vereist, en ligt de opbrengst een stuk lager dan in de mouterij.

 

Drogen


Als de gewenste kieming bereikt is wordt de mout gedroogd. De gekiemde graankorrels worden gelijkmatig uitgespreid op een geperforeerde vloer, waaronder warme lucht – afkomstig van een turfvuur of een droogoven (‘Kiln’) wordt aangevoerd. De warme lucht stijgt door de perforaties van de vloer en gaat zo de mout drogen. De warme lucht is rechtstreeks afkomstig van het vuur, en draagt dan ook bepaalde kenmerken van de brandstof met zich mee (via de rook). Vandaar ook dat bepaalde whisky’s worden gekenmerkt door hun ‘turfsmaak’ (Klik
hier voor meer uitleg over turf). De rook afkomstig van de verbrande turf slaat deels neer op de mout. Die neerslag bepaalt dan mee de uiteindelijke smaak van de whisky. Om een bepaald smaakaccent te bereiken, kunnen dan ook allerhande zaken aan het vuur worden toegevoegd. Zo werden er vroeger nogal eens verse heidekruiden en struiken toegevoegd, wat de uiteindelijke whisky een extra kruidige tint kon bezorgen. Door verbranding van turf komen o.a. rokerige tonen, teer, carbol, zilt, kampvuur vrij. Deze elementen gaan zich afzetten op de mout en zo de whisky zijn specifieke karakter, aroma en smaak geven. Hier speelt de kennis, het vakmanschap en de traditie van de stoker een uiterst bepalende rol.

 

Op de stokerij is de kiln herkenbaar aan de pagode. Dit is de trompetvormige dakvorm van de schoorsteen van de droogoven. Deze vorm zorgt voor een krachtige luchtstroom van de ovens, door de droogvloer naar de schoorsteen. Op die manier slaat de lucht niet terug in de oven, maar wordt er een constante warme luchtstroom doorheen de mout verzekerd. Enkele distilleerderijen beschikken nog over zeer oude originele pagodes (vb. Glenfarclas, Knockando, Cardhu, Laphroaig en Lgavullin)

 

In het grootste gedeelte van Schotland wordt de gerst nog volledig of deels boven een vuur van turf gedroogd. Zo zal men in de distilleerderij van Bowmore de gerst eerst 15 tot 18 uur boven een turfvuur drogen, waarna wordt overgeschakeld op een kolenvuur voor een periode van ongeveer 50 uur. De snelheid van het drogen is afhankelijk van de temperatuur van het water in de mout. Hoe warmer, hoe sneller het droogproces voltooid is. Het drogen duurt gemiddeld 5 tot 9 dagen. De ideale temperatuur bedraagt 15°C.

 

Ook het gebruikte turf verschilt van plaats tot plaats. Op Islay bestaat turf voornamelijk uit rottende heidevegetatie (mossen, grassen, erica,…), terwijl op het vasteland eerder oude bossen vergingen tot turf. Het spreekt voor zich dat het branden van turf van een bepaalde herkomst en samenstelling een uitgesproken toets in de smaak van de whisky’s geeft. Hoe meer turf men gebruikt voor het drogen, hoe meer de whisky dan ook de zo gekende turfsmaak heeft. Aangezien de mout voor Islay whisky’s enkel boven een turfvuur gedroogd worden, zullen deze whisky’s dan ook gekenmerkt worden door een zware turfsmaak, in tegenstelling tot bvb. whisky’s van Speyside of Campbeltown, waar de gekiemde gerst gedroogd wordt boven en kolenvuur.